dinsdag 5 april 2011

Reizen voorzien van een stoel

n.a.v. het Vertaalatelier van 27 maart 2011: een fragment van Christian Oster 


door Nele Ysebaert


Drie alinea’s van Christian Oster bieden ruim voldoende stof voor een collegiaal overleg van drie uur. Het mild vervreemdende idioom waarmee deze auteur de werkelijkheid benadert, zorgt voor een schakering van betekeniselementen die uitnodigen tot wikken en schikken.


In het onder handen genomen fragment, afkomstig uit Trois hommes seuls (Éditions de Minuit 2008, p. 9/10), blikt een ikfiguur terug op twee binnengekomen telefoontjes, omschreven als émanant de en dû à de respectievelijke bellers. Voor zijn omgang met deze personen wordt het werkwoord pratiquer gebruikt. Een van de twee blijkt zijn ex, die hem uitnodigt voor een weekje bij haar op Corsica, maar wel graag nanti de la chaise van haar vader die nog bij hem staat. De rug van deze stoel is correctement incliné, meldt de ikfiguur volledigheidshalve, want hij heeft er zojuist nog op gezeten en kan uit een verse herinnering putten.


In zulke ingrediënten manifesteert zich een verteller die, samen met de lezer, net boven de anekdote blijft hangen. De wat plechtstatige, manisch precieze behandeling van de feiten en voorvallen die de realiteit van de hoofdpersoon vormen, moet alleen niet voor ironie worden aangezien, althans niet waar het gaat om de basishouding van deze ietwat tragische figuur, want hij is doodernstig. En tegelijk fileert hij zijn eigen lot met een droog glimlachje. Rijp beraad is geboden over de toon van deze spreker.

Hij gebruikt niet zomaar het ouderwetse pratiquer in plaats van fréquenter. Wanneer zijn ex hem te logeren vraagt nanti d’une chaise, wordt een werkwoord ingezet dat je meestal aantreft bij papieren, of bij een voorwerp dat zoveel kleiner is dan de bezitter dat die het in een tas of binnenzak kan meedragen. En er zou zelfs nog wel iets in kunnen meeklinken van de andere betekenis van nantir: ter onderpand geven – de stoel als borgtocht voor het vakantieverblijf. In dit geval viel bij meerderheidsbesluit de keuze op een reis ‘voorzien van’ een stoel. Maar in de beschrijving van deze stoel kwam, zoals op diverse andere plaatsen, goed tot uiting dat dit subtiele spel tussen gedragen ernst en spot een beroep doet op het meest persoonlijke arsenaal van de vertaler en zich daarom slecht leent voor een consensusvertaling. De gevonden oplossingen voor het feit dat de rugleuning van deze logge, heel lage houten stoel rigide quoique correctement incliné is – ‘stijf, hoewel correct gebogen’, ‘hard hoewel ergonomisch verantwoord’, ‘hard maar goedgewelfd’, ‘hard maar toch in de juiste hoek’, ‘stijf, zij het in de juiste hoek’ en  ‘Spartaans maar wel in de juiste stand’ – zijn allemaal even legitiem, mits onderdeel van een consistent universum. Aangezien in de eerste alinea de optie ‘kaartje’ afviel als vertaling van carte postale, omdat daar ook al sprake was van een ‘telefoontje’, zou de logica van genoemd universum moeten uitwijzen of deze spreker ansichtkaarten dan wel prentbriefkaarten verstuurde, en trouwens ook of un court de tennis que nous réservions in het Nederlands een gereserveerde dan wel een gehuurde baan was. Voor ons bleef het bij een middag hoogwaardig vertier.

Trois hommes seuls is de dertiende roman van Christian Oster (Parijs 1949), in 1989 gedebuteerd als romanschrijver bij Éditions de Minuit met Volley-ball, waarvan in 1990 bij Van Gennep een vertaling door Henne van der Kooy verscheen. Sindsdien is hij onvertaald gebleven, maar Kiki Coumans werkt samen met Katrien Vandenberghe aan een vertaling van zijn zesde roman, Loin d’Odile (1998). Een beginfragment valt binnenkort te lezen in het tijdschrift Tortuca. Naast romans schrijft Christian Oster ook absurdistische kinderboeken. Vorig jaar publiceerde het tijdschrift Deus Ex Machina (#132) een vertaling van het kinderverhaal Le Roi de n’importe-Où (École des Loisirs 2002) van de hand van het duo Coumans / Vandenberghe.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten